Vóór Wilbur en Orville

De Chinezen bouwden vóór onze jaartelling al vliegers. Of daar ook mensen mee omhoog getrokken werden, is niet bekend. Toch waren de Chinezen zonder dat ze het wisten op de goede weg naar iets wat uiteindelijk het vliegtuig werd. Vliegers zijn eigenlijk vaste vleugels die omhoog gaan door de wind.

Daarna werd er door allerlei uitvinders en onderzoekers toch weer te veel naar de vogels gekeken. Mensen trokken vreemde pakken aan met vleugels en sprongen daarmee van kerktorens en andere hoge punten. Meestal konden ze het niet meer navertellen. De beroemde uitvinder en schilder Leonardo da Vinci ontwierp vliegmachines en rond 1480 tekende hij een "Ornithopter", waarin de bestuurder aan wielen moest draaien, zodat de vleugels op en neer bewogen werden. Voor zover bekend is dit apparaat nooit gebouwd. Het zou toch niet gevlogen hebben omdat het te zwaar was.

Na hem werden nog vele wonderlijke vliegmachines gebouwd, maar ze vlogen nooit. Tussen al dit gefladder en gestuntel viel de Engelse wetenschapper en bisschop John Wilkins op. Hij schreef in 1648 dat men het beste een stap-voor-stap methode kon gebruiken als men wilde vliegen.

Het eerste succes hadden de Franse broers Montgolfier. Zij bouwden in 1783 een heteluchtballon waarin twee vrijwilligers een tocht vanuit Parijs maakten, die 25 minuten duurde. De pioniers landden 8 km verderop. De ballon had één nadeel: de wind blies de ballon vooruit en je kon niet zelf je richting bepalen, want er viel niets te sturen. De ballon is een voorbeeld van een vliegtoestel dat lichter is dan de lucht.

In 1852 vloog de Fransman Henri Giffard een afstand van 27 km met een bestuurbaare ballon: een langwerpig luchtschip, voorzien van een stoommachine. Hij haalde 10 km/u. Ook dit luchtschip was lichter dan lucht.

Vliegtuigen zijn zwaarder dan lucht. De meeste vliegtuigbouwers waren dromers, maar enkelen pakten de zaken wetenschappelijk aan. Een van hen was de Engelsman George Cayley, die in 1773 werd geboren en enthousiast raakte door de ballonvluchten in Frankrijk. De "Boy Glider" van Cayley kwam al aardig in de buurt van een vliegtuig. Het kon alleen zweven, maar maakte vluchten van enkele meters met een tienjarige jongen aan boord. Cayley maakte van de luchtvaart voort het eerst een serieuze zaak en dat was heel belangrijk. Na Cayley gingen anderen weer verder met zijn ervaringen.

De Engelsman Henson ontwierp een vliegende "stoomkoets", maar de stoommachines waren veel te zwaar voor een vliegtuig. De Fransman Clément Ader gebruikte ook een stoommachine en hij kwam niet verder dan enkele sprongetjes van de grond. Je kon dit niet echt vliegen noemen.

De Amerikaan Hiram Maxim bouwde een lichtgewicht stoommachine van 180 pk, die hij zelf kon tillen. Zijn vliegtuig was echter zo zwaar, dat het ook nooit heeft gevlogen.

De Duitser Otto Lilienthal pakte de zaken anders aan. Hij had de boeken van John Wilkins goed gelezen en wilde stap voor stap meer van het vliegen te weten komen. Hij bouwde zweefvliegers waarbij hij zelf in de vleugel hing en met zijn lichaamsgewicht kon hij het toestel besturen. In de hanggliders van tegenwoordig gebeurt dat ook nog zo. Hij bouwde zweefvliegtuigen met een en twee vleugels en leerde veel over de vorm van de vleugels, door steeds te experimenteren. Ook leerde hij zichzelf veel over de besturing. Hij zweefde wel tot 350 meter ver. Tot hij in 1896 op een kwade dag door een windstoot de controle verloor en verongelukte. Lilienthal was zover gekomen als hij kon in de luchtvaart. Gelukkig had hij zijn ontdekkingen allemaal opgeschreven in boeken.

Aan het eind van de 19e eeuw waren veel mensen bezig met zweefvliegtuigen, omdat de onderzoekers er wel van overtuigd waren dat je eerst moest leren zweven en daarna pas een motor in het vliegtuig moest bouwen. Degenen die te haastig een motor in hun vliegtuig monteerden, merkten dat die meestal te zwaar was. Een vliegtuig moest licht en sterk zijn. Deze twee zaken lukten nog steeds niet. Of een vliegtuig was te zwaar, of het ging al bij de start kapot.

In de laatste jaren van de 19e eeuw waren het vooral de Amerikanen die vliegtuigen bouwden. Een van hen was professor Langley, een sterrenkundige die zich op zeker heel erg ging interesseren voor de luchtvaart. Hij begon met het bouwen van model, voorzien van een benzinemotor. Die motor was niet zo lang geleden uitgevonden. (Ook deze motor was weer een voorbeeld van vele onderzoekers, die allemaal meegeholpen hebben om de benzinemotor telkens een stukje te verbeteren).

De modellen vlogen bijna twee minuten en kwamen meer dan een kilometer ver. Ze konden echter niet bestuurd worden. Ook zaten er nog geen mensen in.

Hieronder zie je de belangrijkste personen nog eens op een tijdbalk:

Terug Terug naar de hoofdpagina

Verder

 

English version - main page