Wat kunnen de leerlingen allemaal doen?

Na de introduktie

Overzicht

Als het lukt om een amateur astronoom te laten komen, of een bezoek aan een (volks)sterrenwacht te brengen, dan is het aan te bevelen om alvast van te voren een gesprek te houden over een sterrenwacht, een kijker, afspraken, enz.

Natuurlijk wordt de invulling van het gesprek voor een deel bepaald door de afspraken die met de amateur of met de sterrenwacht zijn gemaakt.
Na het bezoek van de sterrenkundige, of als dat helemaal niet te regelen viel, na de kijkavond die je zelf hebt gehouden, wordt er de volgende ochtend een gesprek gehouden over datgene wat er allemaal te beleven viel.
Houd er wel rekening mee, dat een kijkavond nog wel eens bedorven wordt door bewolking. Vaak is er echter genoeg te zien tussen de wolkenvelden door. Dit is nu eenmaal Nederland...
Uit het gesprek zou een woordspin op het bord gezet kunnen worden. Dit werkt altijd wel verhelderend.
Naar aanleiding daarvan, of de gestelde vragen kunnen de leerlingen aan de slag.
Ze zouden bijvoorbeeld in groepjes antwoorden kunnen gaan zoeken n.a.v. de gestelde vragen. De index met sterrenkunde onderwerpen kan hierin een belangrijke rol spelen.
De antwoorden kunnen ook uit boeken komen, in het documentatiecentrum op school of uit de plaatselijke bibliotheek. Misschien is het wel mogelijk om van de bibliotheek een kist met boeken over één onderwerp te ontvangen. Dan zijn alle benodigde boeken al op school.

Dan zijn er natuurlijk nog de links naar ruimtevaart instituten.waar ook veel prachtig beeldmateriaal van bijvoorbeeld Deze links zijn natuurlijk alleen geschikt voor groep 8 en in iets mindere mate voor groep 7. Toch moeten leerlingen van groep 7 in de tweede helft van het schooljaar toch wel begrijpen waar zo'n pagina van NASA of Hubble globaal over gaat.
Misschien is het mogelijk dat je van school uit in de computer van de bibliotheek kunt rondkijken. Laat de kinderen voor het scherm zitten, notitieblok erbij en noteren maar.
Het werkt erg stimulerend om meteen na het opwellen van een vraag te kijken, of er een boek over is.

Vragenblad

Het is ook mogelijk om van deze digitale school een blad met vragen te downloaden. Het gaat om een tekstbestand, gemaakt in Windows 'Kladblok' en het is in je favoriete tekstverwerker om te zetten naar een tekst die typografisch veel mooier is. Het bestand heet AS_VRAAG.TXT en als je het wilt downloaden klik dan hier
Het invullen van het vragenblad zouden de leerlingen in groepjes van twee kunnen doen.

Terug naar het overzicht

Taal

Laat eens zoveel mogelijk woorden opschrijven met het woord 'ster' erin. Bijvoorbeeld: filmster, sterspeler, ster-ocasion, 'de sterren van de hemel spelen, sterrenslag.
Daarna kunnen de leerlingen proberen in een woordenboek op te zoeken wat deze woorden betekenen. Daaruit zal waarschijnlijk wel als conclusie tevoorschijn komen dat het woord 'ster' altijd betekent dat iets of iemand opvalt, of zelfs 'schittert' in overdrachtelijke zin.
Terug naar het overzicht

Taal en lezen

De sterrenkunde heeft zijn oorsprong in het voorspellen van de toekomst. De stand van zon, maan en planeten was bepalend voor de toekomst. De posities van deze hemellichamen moest dan ook bekend zijn en daarom werden ze ook nauwkeurig gemeten. Hoe beter de posities bekend waren, des te beter de toekomst te voorspellen was. Deze tak van 'sterrenkunde' heet astrologie. Bij de astrologie is het belangrijk om te weten wanneer je geboortedag is. Aan die geboortedag hangt een sterrenbeeld.
Als we de baan van de zon langs de hemel een jaar lang volgen, dan verandert zijn positie voortdurend ten opzichte van de sterrenhemel. Elke maand staat de zon wel in een of ander sterrenbeeld.
Dit zijn de tekens van de dierenriem. Slechts drie sterrenbeelden uit deze dierenriem zijn duidelijk: Stier, Gemini en Leeuw. De andere negen bestaan uit tamelijk zwakke sterren en zijn moeilijk te onderscheiden. Als we de kalender volgen 'trekt' de zon gedurende een jaar (van januari tot en met december) achtereenvolgens door deze sterrenbeelden:
Waterman
Vissen
Ram
Stier
Tweelingen
Kreeft
Leeuw
Maagd
Weegschaal
Schorpioen
Boogschutter
Steenbok

Later werd de sterrenkunde een wetenschap op zichzelf, en kreeg eigenlijk meer trekjes van natuurkunde. Iemand die zich bezighoudt met de vragen: wat is het?, waar is het?, hoe werkt het?, enz. die doet aan astronomie.
Doorgaans moeten astronomen niets hebben van astrologie. Ze beschouwen dit als pseudo-wetenschap.
Hier kunnen we in de klas wel eens iets mee doen. Laat de kinderen tijdschriften en kranten meenemen met horoscopen. Ze kunnen dan een toekomstvoorspelling van zichzelf uitkiezen en dan opschrijven wat deze voorspelling voor hen betekent.
Dus concreet: als er in een horoscoop van een kind staat 'dat het veel geluk bij een sportief evenement zal hebben' dan moet deze leerling maar eens opschrijven wat dat zou kunnen zijn.
Omdat het meestal om weekhoroscopen gaat, is het interessant om na een week eens te kijken wat er allemaal wel of niet uitgekomen is.
De vraag aan de kinderen of deze horoscoop 'speciaal voor jou' is geschreven kan ook wel een leuk gesprekje opleveren! De conclusie van het gesprek zal zeker zijn, dat deze horoscopen nogal algemeen zijn. Iedereen kan er wel wat in vinden.
(p.s. Ik ga via e-mail geen discussie aan over astrologie; ik ben amateurastronoom :-))
Terug naar het overzicht

Taal, spreekbeurt

Er zijn vast wel kinderen die in een onderwerp willen duiken. Als het al geen werkstuk wordt, dan is er misschien wel een leerling die zelf iets over sterren en planeten wil vertellen.
Het is niet onmogelijk dat een van de leerlingen lid is van de J.W.G., de Jongeren Werk Groep van de Nederlandse Vereniging voor Weer en Sterrenkunde.
Laten doen dus!
Ik hoor zelf regelmatig van kinderen dat ze door het maken van een werkstuk of het houden van een spreekbeurt zoveel van het onderwerp hebben geleerd. Dat is toch mooi?
Terug naar het overzicht

Klassegesprek over UFO's en leven

Astronomie is een zeer exacte wetenschap. Toch krijg ik op een sterrenkundecursus veel vragen over UFO's en de mogelijkheid van leven op andere planeten.
Dat laatste levert soms heel leuke discussies op onder volwassenen. Toch spreekt de mogelijkheid van leven op een andere plek dan de Aarde ook bij onze leerlingen zeer tot de verbeelding.
De mens is een sociaal diertje en hierin ligt waarschijnlijk ook de oorzaak van het feit, dat we het maar moeilijk kunnen verteren dat alleen de Aarde bewoond is door allerlei levende wezens en andere organismen.
Voor zo'n gesprek moeten we eerst even een aantal zaken op een rijtje zetten.

Wat heb je nodig voor leven?
Water
Zuurstof
Licht
Warmte
Een broeikaseffect - want onze atmosfeer zorgt ervoor, dat de zonnestraling vastgehouden wordt. Zonder dat zou de gemiddelde temperatuur op aarde ver onder nul liggen.
Geen straling - straling kan het leven op Aarde doden. Het magneetveld van de Aarde zorgt ervoor, dat we ons in een soort magnetische beschermingsschil bevinden, die kosmische straling tegenhoudt. De atmosfeer houdt ook veel gevaarlijke straling tegen, zoals Ultraviolette straling
Een niet te grote planeet - anders zouden de levende wezens op Aarde platgedrukt worden door de aantrekkingskracht van de Aarde.
Een niet te kleine planeet - want dan wordt een atmosfeer niet vastgehouden, en bovendien zouden wij bij een stevige sprong misschien wel de ruimte inschieten, door het gebrek aan zwaartekracht.

Als de baan van de Aarde een paar procent dichter bij de Zon had gelegen, was het op Aarde te warm geweest voor leven. Als die baan een paar procent verder had gelegen dan was het te koud geweest voor leven....
Dan is er nog de vraag wat zie je? Als een buitenaardse bezoeker vier miljoen jaar geleden had gekeken, dan had hij nog geen mensen aangetroffen. Een miljard jaar geleden was er alleen nog maar kaal rotsland en veel water. In dat water zaten al heel kleine organismen, maar die waren nauwelijks waar te nemen.
Als we er vanuit gaan dat alleen wezens zoals wij mensen in staat kunnen zijn om leven op andere planeten waar te nemen, en we bedenken ons tevens hoe kort wij nog maar op Aarde zijn, dan kan ons leven alleen maar worden waargenomen door wezens die nog maar 'kort' bestaan.
Aan de andere kant zijn er wel heel veel mogelijke plaatsen waar leven zou kunnen ontstaan. De elementen en moleculen die op Aarde voorkomen zijn universeel. Dus ook op grote afstand heb je water en zuurstof, om maar iets te noemen.

De zon is een ster. Dat is niet bijzonder wat er zijn er heel veel.
Sterrenkundigen hebben een schatting gemaakt van het aantal sterren honderd miljard (100.000.000.000) maal honderd miljard bedraagt. Om elke ster kunnen in principe planeten draaien.
Op het ogenblik zijn veel astronomen druk op zoek naar sterren die planeten bij zich hebben. Het lijkt erop dat de eerste verre planeten inmiddels gevonden zijn.
De kans dat er dus andere planeten zijn is heel groot.
De kans dat daar leven is ontstaan is aanwezig. Als we echter bedenken aan welke voorwaarden de planeet moet voldoen, vallen er al heel wat kandidaten af!
Dan is er nog het toeval. Bij onze evulutie op Aarde heeft het toeval een heel grote rol gespeeld. Als er bij wijze van spreken honderd miljoen jaar geleden een bepaalde mutatie van een diersoort tot een iets ander wezen had geleid,. was de mens misschien nooit op Aarde verschenen.
Maar toch... als je bedenkt hoeveel planeten er kunnen zijn, is het dan gek om te veronderstellen dat er misschien wel tien planeten ergens anders bewoond zijn met een soort wezens zoals wij?
UFO's
Een heel bekend woord, dat afkomstig is van Unidentified Flying Object, of: een niet geïdentificeerd vliegend object.
Dit is een verschijnsel dat vlak voor de Tweede Wereld oorlog de kop begon op te steken. Toevallig (?) was dit ook de tijd van verhalen over Marsmannetjes (War of the Worlds).
In elk geval is iets een UFO als je niet weet wat het is. Dat is gemakkelijk.
Veel UFO's blijken achteraf te verklaren. Door een spiegelende luchtlaag kunnen de lampen van een auto die over een brug rijdt even een flits in de lucht geven.
Het kan om Noorderlicht gaan (een natuurverschijnsel). Het kan het licht zijn van een helicopter. Dat kan ook erg lang aan een bepaalde plek aan de hemel staan.
Veel UFO meldingen zijn naderhand te verklaren en dan is het geen UFO meer...
Dan blijven er de raadselachtige zaken over die door honderden mensen gezien zijn en waarvan niemand kan zeggen wat het was.

Alle foto's van vreemde voorwerpen zijn vaag. De meldingen komen vaak (niet altijd) van mensen die een beetje 'zweverig' zijn. Kortom, kwam er nu maar eens een verhaal van een straaljagerpiloot of zo met een gestoken scherpe foto als bewijs...
Op hoog niveau is er belangstelling voor eventuele buitenaardse wezens. Er zijn in het verleden verschillende projecten opgezet. Zo worden er al tientallen jaren plaatjes de ruimte ingezonden die slimme buitenaardse wezens moeten kunnen ontcijferen als een boodschap vanaf de Aarde.
Nou als die bestaan, dan weten ze allang dat we bestaan, want zo'n zestig jaar geleden kwamen de eerste FM-zenders op Aarde en die stralen hun energie regelrecht het heelal in. Dit betekent dat er een 'schil' van radiostraling in het heelal is gestuurd, die al zestig lichtjaren ver van de Aarde verwijderd is. Daarbinnen liggen al heel veel sterren...
Dus men weet dat wij bestaan. Waarom wordt er niet geantwoord?
De dichtstbijzijnde ster is Proxima Centauri. Die ligt op een afstand van iets meer dan 4 lichtjaren. Wat betekent dat? Het licht doet er 4 jaar over om bij ons te komen. Nu gaat dat licht met de gigantische snelheid van 300.000 kilometer per seconde. Leuk rekensommetje:
De ster ligt dus 4 x( 60 x 60 x 24 x 365 x 300.000) kilometer bij ons vandaan. Reken maar eens uit!
Als er daar wezens zouden wonen die een bericht willen sturen, is dat ruim vier jaar onderweg.
Maar misschien willen ze wel helemaal geen bericht sturen...
Terug naar het overzicht

Natuurkennis

Beweging Zon? Aarde?
Steek op een zonnige dag een stok in de tuin en laat de leerlingen elk uur een steen bij de schaduw van de stok leggen. Bij het uiteinde van de schaduw wel te verstaan. Aan het eind van de dag is er een boogje ontstaan.
Waarom? Er heeft iets gedraaid. De zon dus. Dat dacht men vroeger.
Wij weten tegenwoordig dat de zon stiltaat (hoewel, die beweegt zich ook weer door de ruimte)en de Aarde draait er omheen.
De Aarde draait om haar as en het lijkt alsof de stilstaande zon om ons heendraait. Misschien is het wel aardig om hierbij ter vergelijking de zweefmolen van de kermis te nemen. Wij draaien, maar het lijkt net of de kermis met alle mensen de andere kant opdraaien.
We kunnen ter illustratie een globe meenemen naar buiten. Daarop zit met een beetje kneedgum een lucifer geplakt. (Denk erom, niet te vast. Ik ben met deze proef eens de hele Benelux kwijtgeraakt...)
Door de globe te draaien zien we ook de schaduw over de bol bewegen.
Binnen kan dit eventueel gedemonstreerd worden met een sterke lamp, bijvoorbeeld een diaprojector.

Waarom zijn er maansikkels?
De Maan wordt beschenen door de zon. De Maan draait echter om de Aarde en werkt als een soort spiegeltje. Hij kan namelijk het zonlicht terugkaatsen als het bij ons als donker is.
Omdat de Maan elke dag ongeveer 50 minuten later opkomt in het oosten, is hij ook steeds ergens anders te zien op een bepaalde tijd.
Als de Maan zich tussen de Aarde en de Zon bevindt zien wij haar niet. Het is dan Nieuwe Maan. Alleen tijdens een zonsverduistering zien wij de Maan dan heel duidelijk. Dat is echter een situatie die zich niet zo vaak voordoet.
Ongeveer een week later is het Eerste Kwartier. De rechterhelft van de Maan is dan verlicht.
Weer een week later is het Volle Maan. De Maan is dan geheel verlicht en mooi rond.
Weer een week later is het Laatste Kwartier. Alleen de linkerhelft is dan nog maar verlicht.
Met een sterke lichtbron, een globe en een tennisbal is het bovenstaande gemakkelijk na te bootsen.
Met diezelfde opstelling is het ook mogelijk om een Maansverduistering na te bootsen. De Aarde zit dan tussen de Zon en de Maan in, met als gevolg dat de Maan wordt verduisterd.
Terug naar het overzicht

Zwaartekracht proefje
De planeten draaien om de zon. De zon trekt ze aan, zelfs de verre planeet Pluto. Waarom vallen ze dan niet op de zon?
De planeten hebben ook een snelheid en die brengt ze juist verder van de zon. Deze kracht heet middelpuntvliedende kracht. Deze twee zijn in evenwicht en daarom blijft een planeet keurig in zijn baan draaien.
De planeet die het dichtst bij de zon staat is Mercurius. Die draait het snelst om de zon. De verste planeet is Pluto. Die doet er maar liefst 248 jaar over om eenmaal rond de zon de cirkelen.
We kunnen de kinderen hier zelf een proefje mee laten doen.

Uit de planetarium lesbrief van Rob Walrecht:

Neem stukjes touw van verschillende lengten (bijvoorbeeld 25, 50 , 100 en 200 centimeter. Knoop aan de uiteinden van die touwtjes gewichtjes (bijvoorbeeld kiezelsteentjes; neem ongeveer even zware gewichtjes. Let erop dat de steentjes of wat je dan ook gebruikt goed vastzitten, zodat je niet je medeleerlingene of ruiten beschadigt! Ga dus op een veilige open plek staan.
Die touwtjes bootsen de 'zwaartekracht' na, de steentjes zijn de planeten en jij bent de zon. Slinger nu alle steentjes, een voor een rond. Houd daarbij de touwtjes met twee vingers vast.
Het zal je opvallen dat er voor elk touwtje één snelheid is, waarbij het goed gaat. Als je langzamer beweegt sleept het touwtje over de grond en als je jusit sneller slingert, dan vliegt het touwtje uit je hand. Voor de kortste touwtjes is de 'goede' snelheid hoger dan voor de langere touwtjes!
Dit laat goed zien wat er bij de planeten gebeurt: er is maar één snelheid waarbij de planeet netjes om de zon zal blijven draaien. Zouden ze langzamer bewegen, dan zouden ze op de zon vallen; zouden ze sneller bewegen, dan vlogen ze het zonnestelsel uit.

Terug naar het overzicht

Mini-zonnestelsel

(Uit: Maak je eigen planetarium, door Rob Walrecht):
Om een goed overzicht te krijgen van de afstanden in het zonnestelsel, is het leuk om er een model van te maken: verklein alle afmetingen en afstanden op dezelfde manier. Zo'n model zou je ook een planetarium kunnen noemen, een planeten model. Hieronder zie je hoe je dit model kunt maken.

Achtereenvolgens staan hieronder de naam van het object, de werkelijke afstand tot de zon in miljoenen kilometers, de afstand op schaal in meters, de werkelijke diameter in kilometers en de diameter op schaal in millimeters:

object afstand op schaal diameter op schaal
Zon --- --- 1.392.000 14,00
Mercurius 57,5 0,57 4.880 0,05
Venus 108,2 1,08 12.104 0,12
Aarde 149,6 1,5 12.756 0,13
Maan --- --- 3.476 0,03
Mars 227,8 2,28 6.787 0,07
Jupiter 778,3 7,78 142.800 1,43
Saturnus 1.427,0 14,3 120.000 1,20
Uranus 2.869 20,7 51.800 0,52
Neptunus 4.496 45 48.600 0,47
Pluto 5.900 59 2.300 0,02


Onze Maan staat gemiddeld op 384.000 km van de Aarde: op schaal 3,8 mm!
Pluto heeft een langgerekte baan, die hem soms dicht bij de zon brengt en soms ver weg. De gegeven afstand is de gemiddelde afstand.

Hoe maak je dit eigen planetarium?
Dat is heel gemakkelijk. Je ziet dat je planeten wel erg klein worden: hoe maak je een Pluto van 0,02 mm? of beter: hoe kun je hem dan nog zien. Maak je daar maar niet te druk over, ook al worden de planeetjes eigenlijk te groot, het model zal straks, als het klaar is tóch heel mooi laten zien hoe leeg het heelal is, en daar gaat het toch om.
Je hebt niet zoveel nodig om het model te maken. De zon is op schaal 14 mm, een forse knikker dus. Schilder hem geel en je hebt je eigen zonnetje in huis! Plak de geschilderde knikker op een blokje 'piepschuim' .
Voor de kleinste planeetjes en onze Maan neem je stukjes dun ijzerdraad van ongeveer 4 cm lengte. Steek die draadjes in blokjes piepschuim en schilder de uitstekende delen van het ijzerdraad zwart. Als je de puntjes van de ijzerdraadjes heel voorzichtig in verf doopt, dan krijg je kleine bolletjes. Probeer die bolletjes, door steeds opnieuw te dopen, zó groot te maken dat ze een beetje in verhouding tot elkaar zijn: Pluto moet natuurlijk niet groter worden dan Mars, ook al is Pluto zelfs misschien groter dan 0,02 mm.

Probeer ze ook de juiste kleur te geven: de Aarde blauw, Venus en Pluto wit, Mercurius en de Maan een beetje grijsbruin, Mars rood.
Voor Uranus en Neptunus kun je ook verfbolletjes gebruiken, die je goudgeel schildert en in blokjs piepschuim steekt. Bedenk voor de fraaie ringen van Saturnus zèlf een oplossing.


Spelen
Nu je planetarium klaar is, moet je wel de ruimte hebben om het uit te zetten: je hebt een lengte van 60 meter nodig.
Op het schoolplein of een grasveld in de buurt van je school is dat misschien wel te doen. Je kunt er een leuk spelletje van maken, door je vriendjes en vriendinnetjes voor planeten te laten spelen: het 'zonnetje" van de klas speelt voor son, de sterkste van de klas is Jupiter, de snelste is Mercurius, de flinkste speelt voor Mars (genoemd naar de Romeinse god van de Oorlog). en het mooste meisje van de klas is... inderdaad: Venus. Wie de kleine ijskoude Pluto speelt moet je zelf maar zien...
Als iedereen zo op zijn 'juiste plaats in het zonnestelsel' staat, dan kun je allerlei ontdekkingen doen. Je kunt je vriendjes en viendinnetjes 'om de zon' laten bewegen: laat ze in circels om het zonnetje bewegen, tegen de wijzers van de klok in. zo zie je duidelijk waarom Mercurius veel sneller om de zon draait dan Pluto!

Als je het model van Pluto klaar hebt gezet, kom je misschien onder de indruk van de leegte van ons zonnestelsel, maar misschien nog meer van de leegte in het heelal. Als je op 59 meter van de 'zon' staat, dus bij jouw mini-planeet Pluto, dan staat de dichtstbijzijnde ster op een afstand van 400 kilometer!
Daartussen zit echt niets.

Terug naar het overzicht

Creatieve verwerking

Het is misschien wel een aardig idee, om de leerlingen 'planeten' te laten maken. Een materiaal dat hiervoor geschikt is is bijvoorbeeld papier-maché. Neem voor elk kind een ballon. Een grote voor de vluggerds en een kleinere voor de wat langzame leerlingen.
Laat ze vier à vijf dubbele pagina's van een krant verscheuren tot snippers, zo groot als hun hand. Met behanglijm en handen wordt de ballon ingesmeerd met lijm. Elk geplakt stukje wordt ook weer ingesmeerd. Het moet er grijs uitzien, anders is het te droog. Per 20 kinderen is een emmer (= een pakje) lijm nodig.
Laat de bollen een week drogen en dan kunnen de kinderen naar hartelust hun planeet beschilderen.
Hang ze, als ze klaar zijn aan dunne draadjes voor een donkere achtergrond. Misschien is het nog wel leuk om met een paar spotjes een 'zon' na te bootsen. Het geeft in elk geval in zoverre een 'echt' effect, dat op de planeten een dag- en een nachtzijde te zien is.

Een andere mogelijkheid is het maken van sterren. In dat geval kunnen de ballonnen heel klein zijn. De snippers krantenpapier moeten ook een stuk kleiner zijn dan in het eerder genoemde voorbeeld.
We kunnen hiermee een model maken van sterrenbeelden. Wat wij namelijk als sterrenbeelden zien, is een toevallige samenstand van een aantal sterren, die niet eens dicht bij elkaar hoeven te staan. Als we zo'n sterrenbeeld namelijk uit een andere hoek van het heelal zouden kunnen waarnemen, was het niet eens te herkenen.
Dit kunnen we nabootsen. De kleine bollen van papiermaché kunnen we blauw, wit en rood verven. Dat zijn namelijk de kleuren die de echte sterren aan de hemel ook hebben.
Om dit model te kunnen maken, zetten we een tafel op zijn (smalle) kant. We bevestigen boven en onder aan de tafelpoten een stuk karton of board. Daarin hebben we al gaatjes gemaakt die in beide platen hetzelfde zijn, door de platen met de boormachine te doorboren, terwijl ze op elkaar liggen.
Met behulp van nylondraden en lijm bevestigen we de bollen aan de draden en de boardplaten.
Het resultaat is een serie bollen die tussen de tafelpoten zweeeft.
Bekijk die van diverse kanten en je zult zien dat er uit elke hoek andere figuren (sterrenbeelden) te zien zijn. De drie kleuren die de 'sterren' hebben, maken de sterrenbeelden meer herkenbaar.

Terug naar het overzicht

introductiepaginaTerug naar de introductie pagina